Skip to main content

Vijf Hoogeveense verzetsstrijders vermoord bij Woeste Hoeve (8 maart 1945)

Op 8 maart 1945 werden vijf Hoogeveense verzetsstrijders vermoord bij 'De Woeste Hoeve'. De Woeste Hoeve ligt tussen Apeldoorn en Arnhem. Op 8 maart 1945 werden in totaal 117 mannen door de Duitsers gefusilleerd. Het waren zogenaamde Todeskandidaten, die waren opgesloten in diverse gevangenissen in Nederland. Van de 117 mannen kwamen er 29 uit het huis van bewaring in Assen.

Eén van hen was dokter Pieter Cornelis Marinus van de Velde. Hij was destijds geneesheer directeur van ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen. Als principieel tegenstander van het nationaal-socialisme verborg hij veel joden en gezochte illegale medewerkers in het ziekenhuis. Hij saboteerde de arbeidsinzet door gezonde mannen voor TBC-patiënten te laten doorgaan. Dit deed hij door o.a. röntgenfoto's voor te leggen van inderdaad zware TBC-patiënten. Met zijn medeweten was van september 1944 tot januari 1945 in het ziekenhuis een geheime zender opgesteld. Via deze zender was er radiocontact met Engeland in verband met wapen-droppings. Deze zender had eerder gestaan in de toren van de Gereformeerde Hoofdstraat kerk en werd later van het ziekenhuis overgebracht naar de VAM in Wijster. Door het verraad van de 23 jarige Gé Bleeker werd de zenderorganisatie opgerold. Gé Bleeker was koerierster geweest onder de naam Renny en was daardoor op de hoogte van tal van contacten in de illegaliteit. Wegens een mislukte liefde verraadde ze al deze contacten aan de Sicherheits Dienst (SD). Daarop werd een groot aantal illegale werkers gearresteerd. Onder hen waren dokter van de Velde, tandarts Schipper en Pleunis Dubbeldam, technisch ambtenaar bij de PTT. 

Dokter van de Velde was 47 jaar en geboren in Vlissingen. Hij was de man,  die als één van de eersten alarm sloeg toen de joodse burgers uit Hoogeveen zouden worden weggevoerd. Met enkele vrienden heeft hij nog zoveel mogelijk mensen gewaarschuwd.

Tandarts Schipper, geboren in 1909 te Steenwijkerwold, was in 1939 op huwelijksreis toen hij werd weggeroepen voor de zogenaamde voor-mobilisatie. Hij zorgde tijdens de bezetting voor tandheelkundige hulp aan onderduikers en illegale werkers. Nooit werd er vergeefs een beroep op hem gedaan voor huisvesting van mensen die door de bezetter gezocht werden. Regelmatig verleende hij huisvesting aan een code-officier van de zender van de Binnenlandse Strijdkrachten in Drenthe. Begin februari 1945 werd hij door de SS en SD gearresteerd en overgebracht naar het huis van bewaring in Assen.

Pleunis Dubbeldam, geboren in 1914 te Dordrecht, stelde zijn technische kennis in dienst van het verzet. Hij maakte geheime telefoonaansluitingen, waardoor gesprekken van de Duitse autoriteiten konden worden afgeluisterd. Meermalen kon hij daardoor mensen, die gezocht werden, waarschuwen en zo arrestaties voorkomen.

Jan Dekker, geboren te Warmond, was nog maar 23 jaar toen hij op 30 januari 1945 door de Landwacht werd gearresteerd in het ouderlijk huis van zijn verloofde in Nieuweroord. Hij was betrokken bij de verspreiding van het illegale Trouw en van clandestiene radioberichten. In augustus 1944 dook hij onder om zich te onttrekken aan de 'verplichte' arbeid in Duitsland. Hij vervaardigde springstof om te gebruiken bij aanslagen en overvallen op Duitse doelen. Hij was ook slachtoffer van het verraad van Gé Bleeker. 

Otto Zomer, uit Hollandscheveld huisvestte in zijn boerderij regelmatig onderduikers en leden van de KP. Hij was geboren in 1888 en een broer van Hendrikus (Rieks) Zomer, leider van de KP. Na de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten werd zijn boerderij ingericht als opslagplaats van gedropte wapens. Van hieruit werden ze verder gedistribueerd, waarbij Otto Zomer zelf actief deelnam aan het vervoer. Hij werd op 13 januari 1945 gearresteerd door de SS in Hollandscheveld, nadat de organisatie van de Binnenlandse Strijdkrachten in zuidoost-Drenthe was opgerold. Met Otto Zomer werden 35 anderen, onderduikers en verzetsmensen, gearresteerd en ingesloten. De klopjacht was opgezet door de fanatieke NSB-burgemeester van Schoonebeek, samen met SS-kopstukken als Hoogedam, Weber en Robbertson.

De ochtend na de executie legden de Duitsers de lichamen van de vermoorde mannen als afschrikwekkende waarschuwing langs de weg. Diezelfde dag werden ze begraven in een massagraf op de begraafplaats in Apeldoorn. De slachtoffers zijn slechts enkele weken na de bevrijding in hun woonplaats herbegraven. In Hoogeveen leven hun namen voort in de straatnamen in de Verzetsbuurt en in Hollandscheveld.
Bron: artikel van Lammert Huizing, in de Hoogeveense Courant uit 1995