Skip to main content

Oorkonde Nederlandse vereniging van huisvrouwen

Op 8 augustus 1960 ontving mevrouw Johanna Duinkerken-Nijland een oorkonde van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen ter gelegenheid van haar twaalf en een half jaar trouwe dienst bij de familie G.A. Pet, Hoofdstraat 7 in Hoogeveen. De heer Pet was vroeger eigenaar directeur van de Hoogeveensche Courant. Deze krant bestaat sinds 1857. Zie onderaan deze pagina de geschiedenis van de Hoogeveensche Courant.


In het midden dhr. G.A. Pet en rechts mevr. J. Duinkerken


Gezellig samenzijn ter gelegenheid van de uitreiking van de oorkonde aan mevrouw Duinkerken in het huis van dhr. Pet.

 

Geschiedenis Hoogeveensche Courant 

(

(Bron: Wikipedia)

De krant verschijnt op maandag, woensdag en vrijdag. De maandag- en vrijdag-oplage is ruim 10.000, de woensdag-oplage (die in het hele verspreidingsgebied huis aan huis wordt verspreid) ruim 53.000.

Er is geen blad, dat zoveel heeft betekend voor Hoogeveen en omstreken, als de Hoogeveensche Courant. Tal van verenigingen kunnen nog hun oudste geschiedenis reconstrueren aan de hand van stukjes in de krant van Pet. Alles wat in de officiële geschiedschrijving tussen wal en schip dreigt te raken, wordt in de pagina's van de krant nog volop uitgemeten. De krant geeft een schat aan informatie voor iedereen die geïnteresseerd is in het verleden van Hoogeveen. Maar juist de geschiedenis van de krant zelf is vrij onbekend. Tot voor kort wist bijna niemand, dat de krant begonnen is aan het Haagje. Niet door Claas Pet, maar door de nu vergeten drukker Van Dieren.

Mattheus Lodewijk van Dieren was boekdrukker en papierhandelaar. Hij was getrouwd met Maria Eckerveld. Ze woonden in het Haagje, A 546. Ze woonden daar nog niet zo lang, toen hij met een krant startte. Hij had er een drukkerij sinds 1 mei 1860. Op 20 juni1860 schreef hij een brief aan de gemeente Hoogeveen: “Edel Achtbare Heeren! Het voornemen hebbende om tegen den 5 julij aanstaande uit te geven een Hoogeveensch Nieuws- en Advertentieblad, hetwelk eens per week zal uitkomen, wensch ik in de kolommen van het zelve te plaatsen, 1e, de publicatiën van het Gemeentebestuur; 2de de besluiten van den Gemeenten-Raad en de openbare vergaderingen door denzelven genomen; 3de de burgerlijke stand en 4de de Marktberigten. Tot verkrijging van dit een en ander wordt de toestemming van U Edel Achtbare vereischt, waarom ik de vrijheid neem, deze mijne onderneming beleefdelijk aan te bevelen en te verzoeken mij ten Gemeentehuize die inlichtingen te willen doen verstrekken, welke goed en nuttig zijn, zullende ik zorgen dat dit blad in den geest van het bestuur geredigeerd wordt en geene bespiegelingen van staatkundige of Godsdienstige aard bevat, zijnde het doelmatig voorgekomen, telken donderdag het licht te doen zien. In de hoop dat mijn verzoek welwillend ontvangen en gunstig moge beantwoord worden, heb ik de eer mij met verschuldigd respect te noemen, Uw Edel Achtbare onderdanige Dienaar M.L. van Dieren.”

De brief werd behandeld door B&W van Hoogeveen in hun vergadering van dezelfde datum. Burgemeester Albert Zeper, de wethouders H.C. Scheltens en J. Bruins Slot Wzn. en secretaris H. J. Crull besloten diezelfde 20e juni om dit verzoek in te willigen, onder voorwaarde dat “hij zich zal moeten onthouden om in dat weekblad hetzij direct of indirect hoegenaamd geene lasterlijke aantijgingen tegen een en ander op te nemen, en hem daarvan staande deze vergadering mondeling mededeeling te doen.” Uit het ‘staande deze vergadering’ en de ‘mondelinge mededeeling’ kunnen we opmaken dat Van Dieren op de gang zat te wachten. Hij kreeg dan wel enige censuur van B&W, maar hij had het voor elkaar: de gemeente Hoogeveen zou meewerken aan zijn krant. De krant kwam er, naar we mogen aannemen op de geplande 5e juli, maar Van Dieren werd er niet rijk van. Het zal niet hard gelopen hebben met abonnementen en losse verkoop. De krant werd uitgegeven onder de kop “Hoogeveensch Nieuws- en Advertentieblad in correspondentie met omliggende gemeenten”.

Hij kwam hier op terug in een brief aan B&W van 26 september 1860. Het ging niet goed met zijn zaak. Hij schreef: dat hij “alhier sedert den 1ste mei l.l. eene boek- en couranten-drukkerij opgerigt” heeft, in de hoop, van voor zich en zijn talrijk gezin, daardoor “een ordentlijk bestaan te vinden”, hoewel hij zich aanvankelijk al “mag vleijen dat zijne pogingen in het vervolg, eene gewenschte uitkomst zullen hebben, zijnde vele moeilijkheden die hij op dit oogenblik nog te overwinnen heeft, zoo groot, dat hij dringende behoefte aan krachtige ondersteuning heeft.” Hij vroeg B&W om hem met “werkzaamheden te willen begunstigen” en verder “hem eene jaarlijksche geldelijke ondersteuning te willen verleenen tot zoo lang het U Edel Achtbaren zal behagen te bepalen.” Hij gaf B&W aan het eind van zijn brief de verzekering “dat hij niets onbeproefd zal laten om uwe bescherming en ondersteuning zich waardig te maken en U Edel Achtbaren daardoor het genoegen zullen kunnen smaken een huisvader in zijne onderneming ondersteund te hebben en tevens bijgedragen te hebben tot instandhouding eener zaak die vroeger hier op deze plaats nog niet bestond”.

Er werd door B&W geen besluit genomen. Ze besloten het voor te leggen aan de gemeenteraad, die het verzoek op 12 oktober 1860 behandelde. Er was een advies aan de raad geformuleerd door burgemeester Zeper en de heren mr. C. Steenbergen en Van der Wolde. De tekst van het advies is onbekend en de notulen van de raad gaan niet exact in op de inhoud van het besluit. Besloten werd aan het eerste verzoek, te weten de begunstiging met gemeentelijk drukwerk zo veel mogelijk te voldoen en het tweede van de hand te wijzen. Het tweede, dat dus van de hand werd gewezen, zal betrekking hebben gehad op de geldelijke ondersteuning. Maar de brief had Van Dieren in ieder geval extra drukwerk opgeleverd.

In Hoogeveen woonde in die dagen Claas Pet, zoon van Jan Pet, burgemeester van Berkhout en kaaskoper, en Susanna Boldingh. Claas Pet stuurde op 1 mei 1857 een circulaire de wereld in, waarin hij berichtte “van de heren Meinsma en Co. hunne affaire te Hoogeveen te hebben overgenomen.” Dit was het begin van de huidige firma C.Pet BV. Claas Pet was dus niet de stichter, maar hij nam een bestaande ‘affaire’ over. Deze ‘affaire’ ontstond op 1 april 1852, toen J.J. Meinsma uit Groningen zich in Hoogeveen vestigde als boekhandelaar. In 1856 nam hij, samen met zijn broer A. P. Meinsma, een boekdrukkerij en boekhandel over van M.P. Lughten uit Kampen. Vanaf dat moment vormden ze de firma Meinsma en Co. Financieel ging het daarna niet zo goed meer met de ‘affaire’. Claas Pet nam de boekhandel en de boekdrukkerij over. Hij wist het geheel uit te bouwen tot een bloeiend bedrijf. In 1861 werd de boekhandel uitgebreid met een drukkerij. De volgende stap was het overnemen van de krant van Mattheüs Lodewijk Van Dieren. Van Dieren kon het niet langer bolwerken. De krant werd verkocht. Vanaf 1861 werd het “Hoogeveensch Nieuws- en advertentieblad in correspondentie met omliggende gemeenten” gemaakt en uitgegeven door Claas Pet.

De naam van de krant veranderde op 1 augustus 1860 in “Weekblad voor Hoogeveen en omstreken: nieuws- en advertentieblad” en in 1874 in “Hoogeveensche Courant”. Ze ontstond dus in 1860, in het Haagje bij Van Dieren.

Sindsdien werd de krant uitgeven door Pet, maar op donderdag 7 augustus 2014 werd bekendgemaakt dat - als onderdeel van een noodzakelijke reorganisatie - de Hoogeveensche Courant in de verkoop werd gedaan. Dit houdt in dat de krant, dat qua formaat de grootste krant van Nederland is, als laatste krant van Nederland de overstap naar tabloid formaat maakt.